Indien een koper ontevreden is over een gekocht product of over een geleverde dienst, dan is hij verplicht om hierover tijdig te klagen. Dit is voor alle prestaties vastgelegd in artikel 6:89 BW en voor koop specifiek in artikel 7:23 BW. De achterliggende gedachte is dat de schade voor de verkoper of leverancier op die manier beperkt kan worden en dat de oorzaak beter is te achterhalen. Op het niet-tijdig klagen door de koper of afnemer staat een zware sanctie: hij verlies al zijn rechten in verband met de wanprestatie.

De termijn waarbinnen geklaagd moet worden is niet vast omschreven in de wet. Er moet geklaagd worden binnen een “bekwame tijd”.   Lange tijd werd er vanuit gegaan dat hierbij moest worden uitgegaan van maximaal enkele maanden. Alleen in uitzonderingsgevallen (ingewikkelde gebreken waarvoor onderzoek door deskundigen nodig is) werd deze termijn door rechters soms opgerekt. Dit heeft tot uitspraken geleid waarbij een vordering met betrekking tot een zeer ernstige wanprestatie met veel schade toch niet kan worden toegewezen, enkel en alleen omdat er formeel te laat geklaagd was.

Omdat deze uitkomst als onrechtvaardig werd beschouwd heeft de Hoge Raad de klachtplicht van artikel 6:89 BW en 7:23 BW de laatste jaren steeds verder versoepeld en de lengte van de klachttermijn steeds meer laten afhangen van de omstandigheden van het geval.  In een uitspraak van 25 maart 2011 (ECLI: BP8991) heeft de Hoge Raad zelfs bepaald dat in belangrijke mate bepalend is in hoeverre de belangen van de verkoper daadwerkelijk zijn geschaad. Met andere woorden, zolang de belangen van de verkoper of leverancier er niet door worden geschaad, zal de klachttermijn  niet snel zijn overschreden (en zullen de verhaalsrechten dus niet komen te vervallen).

Recentelijk heeft de Hoge Raad deze versoepeling ook toegepast op de koop en verkoop van aandelen.  Het bijzondere van de uitspraak van 7 februari 2014 (ECLI: HR2014/260) is dat partijen in de koop-verkoopovereenkomst van artikel 7:23 BW waren afgeweken. In plaats van “binnen bekwame tijd” moest de koper “zo spoedig mogelijk” klagen.

Het Gerechtshof vond dat uit de bewoordingen “zo spoedig mogelijk” een grotere urgentie voortvloeit om gebreken te melden en dat de koper mede om die reden te laat had geklaagd. De koper kon dus niets meer vorderen van de verkoper. In cassatie fluit de Hoge Raad het Gerechtshof terug en overweegt dat, ook indien expliciet is overeengekomen dat er zo spoedig mogelijk moet worden gemeld, toch bezien moet worden of de schuldenaar concreet in haar belangen is geschaad door het late tijdstip van melding.

De conclusie moet zijn dat een schending van de klachtplicht alleen nog tot verval van rechten kan leiden, indien de schuldenaar kan aantonen dat hij concrete schade heeft geleden door de late melding. Dit geldt ook bij een aandelentransacties tussen professionele partijen. Je moet dan bijvoorbeeld denken aan de leverancier, die door de te late melding geen verhaal meer kan halen op de producent. Door deze versoepeling is de wettelijke klachtplicht vrijwel uitgehold. De kans op verlies van een grote vordering op puur formele gronden is echter ook drastisch verminderd.

Verkopers die bij de verkoop van een onderneming een korte klachttermijn willen met als sanctie het verval van rechten, zullen dit expliciet in de overnameovereenkomst moeten gaan opnemen.

Auteur: Richard Beverwijk

 

Delen