Een van de belangrijkste wijzigingen van de Flex B.V. is afschaffing van het minimumkapitaal van € 18.000,-. Daarvoor in de plaats is in artikel 2:216 BW een crediteurenbescherming gekomen die gebaseerd is op een uitkeringstoets in combinatie met aansprakelijkheidssancties voor bestuurders en aandeelhouders. In dit blog wordt uitgelegd hoe deze uitkeringstoets plaats vindt.

Algemeen

De uitkeringstoets houdt in dat het bestuur beoordeelt of de vennootschap na het doen van een uitkering haar opeisbare schulden kan blijven betalen. De toets geldt voor alle situaties waarin de vennootschap vermogen uitkeert: bij uitkering van winst of reserves, bij terugbetaling op aandelen in het kader van een kapitaalvermindering en bij inkoop van eigen aandelen anders dan om niet.

 


De twee aspecten van de uitkeringstoets

De uitkeringstoets heeft twee aspecten. Ten eerste moet worden getoetst of het eigen vermogen van de vennootschap na uitkering groter is dan de wettelijke en de statutaire reserves. Ten tweede moet worden getoetst of de vennootschap na de uitkering kan blijven voortgaan met betalen van haar opeisbare schulden.

Europees recht

Het eerste aspect van de uitkeringstoets is bij de meeste vennootschappen niet van toepassing omdat de meerderheid van bv’s geen wettelijke of statutaire reserves kennen. Deze toets moet echter vanwege verplichtingen uit de Europese vennootschapsrichtlijnen in de wet worden opgenomen. Indien een vennootschap wel beschikt over wettelijke of statutaire reserves dan kan op grond van de jaarrekening de omvang van het eigen vermogen en de reserves eenvoudig worden vastgesteld.

Liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit

Bij het tweede aspect van de uitkeringstoets dienen de liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit te worden betrokken. Voor liquiditeit dient men te kijken naar de verhouding tussen de vlottende activa en de kortlopende schulden. Inzicht in de kasstromen van de vennootschap is hierbij van belang. De liquiditeit zal in veel gevallen geschikt zijn voor een kortetermijnbeoordeling van maximaal drie à vier maanden. Bij solvabiliteit gaat het om de verhouding tussen het eigen vermogen en vreemd vermogen, hetgeen een indicatie geeft van de financiële gezondheid van een bedrijf op langere termijn. De rentabiliteit komt overeen met hetgeen het geïnvesteerde vermogen oplevert, ongeacht of het om eigen vermogen of vreemd vermogen gaat.

Niet alleen opeisbare schulden

De toets heeft niet alleen betrekking op schulden die ten tijde van de uitkering reeds opeisbaar zijn, maar ook op schulden waarvan men ten tijde van de uitkering redelijkerwijs behoort te voorzien dat deze de komende tijd opeisbaar zullen worden. Het gaat derhalve ook om verplichtingen die voortvloeien uit bestaande rechtsverhoudingen, zoals een huurovereenkomst. Samengevat dient het bestuur alle verplichtingen in zijn oordeel te betrekken die van belang kunnen zijn bij de beoordeling of de vennootschap na de uitkering in staat is om voort te blijven gaan met het betalen van de schuldeisers.

Ook andere factoren

Liquiditeit en solvabiliteit zijn echter geen statistische waarden, maar zullen moeten worden beoordeeld aan de hand van de specifieke kenmerken van een vennootschap. Verplichtingen die buiten de balans blijven, zoals bepaalde garantieverplichtingen, kunnen toch een belangrijk effect hebben op de solvabiliteit van de vennootschap en kunnen daarmee relevant zijn voor de vraag of de vennootschap in staat is om aan haar opeisbare schulden te voldoen. Andere relevante factoren kunnen zijn het betalingsmoment van betalingen en ontvangsten (liquiditeit kan ontstaan als betalingen eerder moeten worden voldaan dan het tijdstip waarop de ontvangsten binnenkomen) en de vraag ode looptijd van schulden goed is afgestemd op de gebruiksduur van de activa.

Geen lastenverzwaring

De uitkeringstoets verplicht het bestuur dus tot een materiële beoordeling van de financiële situatie van de vennootschap. Deze materiële beoordeling verschilt niet wezenlijk van hetgeen onder de huidige regelgeving al van een zorgvuldig handelend bestuurder wordt verwacht, niet alleen bij uitkeringen maar ook bij andere besluiten met belangrijke financiële gevolgen. Wat dat betreft is met invoering van de Flex B.V. geen sprake van een lastenverzwaring.

Tot welk bedrag kan dividend worden uitgekeerd?

Indien er geen reden is om te twijfelen aan de liquiditeit van de onderneming, dan moet nog worden bepaald wat de ruimte is voor uitkering. Met andere woorden, bepaald moet worden tot welk bedrag de vennootschap dividend kan uitkeren om na de uitkering nog genoeg over te houden voor de schuldeisers.

Quick Ratio

Voor de beoordeling van de maximale uitkeringsruimte heeft de Werkgroep Fiscaal Jaarrapport in een notitie voorgesteld om aan te sluiten bij de quick ratio en de operationele kasstroom. De quick ratio betreft het verschil tussen de kortlopende activa (vorderingen en geldmiddelen) en de kortlopende passiva (schulden). Indien de quick ratio positief is, kan dit volgens de werkgroep in principe worden benut voor het bepalen van de uitkeringsruimte. De quick ratio en de operationele kasstroom zijn voor een financieel expert op eenvoudige wijze te berekenen op basis van enkel gegevens in de financiële administratie of de jaarrekening en bijzondere gebeurtenissen na balansdatum. Maar het gaat hierbij wel slechts om indicatoren. Het bestuur en de aandeelhouders blijven verantwoordelijk voor het bepalen van de hoogte van het dividend.

Delen