De rechtbank Utrecht heeft bij vonnis van 15 februari 2012 geoordeeld dat Fortis en twee voormalige CEO’s onrechtmatig hebben gehandeld ten opzichte van beleggers door in de periode tussen 22 mei en 26 juni 2009 meerdere malen onjuiste en misleidende informatie openbaar te maken over de solvabiliteit van de onderneming. De solvabiliteit en acties voor versterking daarvan werden rooskleuriger voorgesteld dan die daadwerkelijk waren. De beleggers claimen dat zij hierdoor schade hebben geleden, maar de rechtbank gaf daar geen oordeel over. Daarover moet een nadere, zogenaamde schadestaatprocedure, worden gevoerd.

Verwatering

Fortis moest met het oog op de integratie van het in 2007 overgenomen gedeelte van ABN AMRO de solvabiliteit versterken. Fortis heeft bij herhaling laten weten in dat kader niet te willen overgaan tot het uitgeven van nieuwe aandelen of andere maatregelen die tot ‘verwatering’ van de posities van aandeelhouders zou leiden. Ook het dividendbeleid wilde Fortis niet wijzigen. Uiteindelijk kondigde Fortis op 26 juni 2008 toch de uitgifte van nieuwe aandelen aan en werd het dividendbeleid gewijzigd. De kern van het verwijt dat de beleggers Fortis en de oud-topmannen maken, is dat al eerder bekend was dat de solvabiliteitspositie van Fortis verslechterd was. Fortis had daarover dan ook eerder juiste informatie moeten geven.

Omslagpunt

De rechtbank gaf de beleggers hierin gelijk. Als gevolg van een serie voor Fortis negatieve ontwikkelingen, was het op 20 mei 2008 duidelijk dat Fortis niet op schema lag met de beoogde versterking van de solvabiliteit. De rechtbank noemt die datum het omslagpunt. Fortis’ publieke uitlatingen hielden echter ook na die datum in dat de solvabiliteitspositie gezond was en de versterking volgens plan verliep. De rechtbank oordeelt dat Fortis dit onjuiste beeld had kunnen wegnemen door expliciet erop te wijzen dat niet één maatregel meer werd uitgesloten om de verzwakte solvabiliteitspositie te versterken. Dit is niet gebeurd. De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat het bericht van Fortis 26 juni 2008 over de aandelenemissie en het besluit om over 2008 geen interim-dividend uit te keren bij de aandeelhouders als een donderslag bij heldere hemel is gekomen.

 

Aansprakelijkheid CEO en financiële topman

De rechtbank is van oordeel dat de voormalige financiële topman aansprakelijk is in verband met onjuiste uitlatingen die hij op 22 mei 2008 deed op een voorlichtingsdag ten behoeve van investeerders en in verband met zijn uitlating in een persbericht een dag later. De CEO van Fortis is eveneens aansprakelijk voor onjuiste uitlatingen in die periode. Daarbij gaat het om eigen uitlatingen en om overige uitlatingen die in die periode door of namens Fortis zijngedaan. Voor die laatstgenoemde uitlatingen is hij aansprakelijk omdat hij die als CEO had moeten voorkomen of rechtzetten. Ook Fortis zelf is voor de uitlatingen aansprakelijk. Fortis en de CEO zijn daarnaast aansprakelijk, omdat in de periode 22 mei tot 26 juni 2008 koersgevoelige informatie niet openbaar is gemaakt.

Geen aansprakelijkheid non-executive voorzitter

De non-executive voorzitter van het bestuur, die eveneens gedagvaard was, heeft volgens de rechtbank zelf geen onjuiste mededelingen gedaan. Omdat hij meer op afstand van het dagelijks bestuur stond, kan hem van de mededelingen van anderen en van het niet openbaar maken van koersgevoelige informatie geen ernstig persoonlijk verwijt worden gemaakt. De rechtbank oordeelde daarom dat hij niet aansprakelijk is.

Delen