Selectieve betaling mogelijk

Hof Arnhem 3 augustus 2010

Het Hof Arnhem heeft nog maar eens herhaald wat al langer bekend was in de faillissementspraktijk. Het betalen van bepaalde crediteuren in het zicht van faillissement is in beginsel toegestaan. De casus in deze zaak was  de volgende.

Central Food Tech BV (hierna: CFT) is op 28 augustus 2002 failliet verklaard. Geïntimeerde was bestuurder van CFT en bezat ten tijde van het faillissement, middels zijn vennootschap, 50% van de aandelen in CFT. De curator verwijt geïntimeerde onder meer dat hij, als bestuurder van CFT, heeft bewerkstelligd dat CFT haar activa heeft verkocht en met de opbrengst daarvan slechts één schuldeiser, te weten Vaessen-Schoemaker Chemische Industrie BV (hierna: Vaessen-Schoemaker), heeft betaald. Daardoor zijn de andere schuldeisers benadeeld.

Het hof overweegt allereerst dat selectieve betaling in beginsel niet onrechtmatig is nu de paritas creditorum pas geldt op het moment dat er sprake is van een collectief verhaal op het vermogen van een schuldenaar. Dat was ten tijde van de betaling aan Vaessen-Schoemaker niet het geval. Wel kunnen er omstandigheden zijn die meebrengen dat een (bestuurder van een) vennootschap onrechtmatig handelt door voorafgaand aan een faillissement bij de besteding van de baten van de vennootschap geen rekening te houden met de (voor)rechten van haar crediteuren. Selectieve betaling, gepleegd in het kader van een reddingsplan om een faillissement te voorkomen, dan wel met het oog op een doorstart, kan echter gerechtvaardigd zijn, ook wanneer de bestuurder zich moet realiseren dat de kans bestaat dat het reddingsplan niet tot het gewenste resultaat zal leiden, waardoor sommige schuldeisers onbetaald zullen blijven. Geïntimeerde heeft feiten en omstandigheden gesteld die een voldoende betwisting vormen van de stelling van de curator dat geïntimeerde had moeten beseffen dat er geen zicht was op het welslagen van het door hem genoemde reddingsplan. Dat achteraf gebleken is dat het reddingsplan niet haalbaar was en dat een faillissement onafwendbaar bleek, is onvoldoende om het plan ten tijde van de betaling aan Vaessen-Schoemaker onhaalbaar te achten. Het hof wijst de vordering van de curator af.

Delen