Als het gekochte niet aan de door de verkoper gewekte verwachtingen voldoet, dan kan een koper daarover klagen op grond van artikel 7.17 van het Burgerlijk Wetboek. Dit beroep op non-conformiteit kan worden gedaan bij de koop van zaken (bijvoorbeeld een televisie, auto of een pand) of vermogensrechten (bijvoorbeeld debiteuren of aandelen). Maar is een beroep op artikel 7:17 BW ook mogelijk met betrekking tot de goodwill die behoort bij een onderneming? Onlangs heeft de Hoge Raad zich hierover uitgesproken.

Vaak heeft de koopprijs van een onderneming slechts voor een klein gedeelte betrekking op de waarde van de activa en passiva. Het grootse gedeelte van de koopprijs heeft betrekking op de goodwill, oftewel de potentie van het bedrijf om met de activa en passiva in de toekomst winst te kunnen genereren. Garanties over toekomstige resultaten worden in overnamecontracten vrijwel nooit verstrekt. Buiten het contract zou een teleurgestelde koper ook nog een beroep zou kunnen doen op de wettelijke regeling van artikel 7:17 BW. Tenzij dit artikel in het overnamecontract is uitgesloten, want dat mag.

Maar is goodwill wel als een zaak of een vermogensrecht te beschouwen, waarop artikel 7:17 BW eigenlijk ziet? In de uitspraak van 11 juli jl. laat de Hoge Raad dit in het midden en overweegt het volgende:

“Ook indien de goodwill zelf niet aangemerkt kan worden als een zaak of vermogensrecht, staat dat toepassing van artikel 7:17 BW niet in weg. Het gaat bij laatstgenoemde bepaling immers om de vraag of de verkochte onderneming, bestaande in het geheel van activa en passiva zoals bij de koopovereenkomst omschreven, een bepaalde kwaliteit of eigenschap mist die door partijen tot uitdrukking was gebracht in de goodwill als aan de onderneming toegekende meerwaarde.”

Kortom, de meegekochte goodwill is een eigenschap van de gekochte onderneming en een koper kan zich op grond van artikel 7:17 BW beklagen over tegenvallende goodwill. Of de teleurgestelde koper uiteindelijk ook in het gelijk wordt gesteld is maar zeer de vraag. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. Daar zal de koper hard moeten maken dat de verkoper verkeerde verwachtingen heeft gewekt ten aanzien van de winstpotentie, waarop de koper had mogen vertrouwen. Dat zal nog niet meevallen.

Lees hier de hele uitspraak van de Hoge Raad.

Bron: rechtspraak.nl

Delen