Zorgplicht Van Lanschot

Hof Amsterdam 13 april 2010

Inleiding

Het kan in bepaalde situaties verstandig zijn om beleggen in aandelen uit te besteden aan professionals. Dat is geen garantie tot succes. Dat het uitbesteden van beleggingen aan een vermogensbeheerder verkeerd kan uitpakken, hebben onderstaande eisers in een procedure ondervonden. Van Lanschot ging voor eiseres fl. 6,8 miljoen beleggen in de telecomsector waar vervolgens zware koersdalingen optraden.

Zorgplicht

Een bank dient zich richting klanten te houden aan een zorgplicht die zij heeft. Deze gedupeerde beleggers besloten Van Lanschot aansprakelijk te stellen voor de schade door het koersverlies op grond van deze zorgplicht. Helaas voor deze beleggers was deze procedure zonder succes. De casus was al volgt.

Feiten 

Y is 42 jaar oud en sluit in 1999 een vermogensbeheerovereenkomst met Van Lanschot. Uitgangspunt is dat fl. 6,8 miljoen voor beleggen beschikbaar is. Op het vermogen is een lange termijn beleggingshorizon van toepassing. De nadruk bij de beleggingen ligt op vermogensgroei en directe inkomsten met een doelrendement van circa 8-10% op jaarbasis. Ook de moeder van Y sluit een vermogensbeheerovereenkomst met Van Lanschot.

Na twee jaar zijn er aanzienlijke beleggingsverliezen geleden door moeder en zoon en worden de vermogensbeheeractiviteiten gestaakt. Van Lanschot wordt gedagvaard door eisers wegens schending van de zorgplicht. Van Lanschot zou onvoldoende onderzoek verricht hebben naar de persoonlijke en financiële achtergronden van eisers. Zo zou een deel van het geld een pensioenbestemming hebben. Daarnaast had Van Lanschot moeten waarschuwen voor de risico’s verbonden aan het (uitsluitend) beleggen in aandelen. Daarnaast menen eisers dat de uitvoering van het beheer door Van Lanschot ondeugdelijk was omdat Van Lanschot

1. het beschikbare vermogen van eisers vrijwel volledig in aandelen heeft belegd;

2. geen adequate spreiding van aandelen over de sectoren heeft aangehouden;

3. geen (beschermings) maatregelen heeft genomen bij of na de kentering van het beursklimaat voor ICT-aandelen;

4. gedurende een cruciale periode van (zeer) zware koersdalingen geen beheer heeft gevoerd. De rechtbank heeft de vordering van eisers afgewezen.

Uitspraak Hof Amsterdam

Hof: uit de feiten blijkt onvoldoende dat er bij Y sprake zou zijn van een pensioenbestemming of onvoldoende onderzoek naar de persoonlijke en financiële achtergrond van eisers. Eisers hadden zelf meer informatie aan Van Lanschot moeten verstrekken. Van Lanschot mocht er dan ook terecht van uitgaan dat het bij haar in beheer gegeven vermogen vrij belegbaar was en dat er geen sprake was van een koppeling met een pensioenvoorziening. Gelet op het opleidings- en werkniveau van eiser en zijn daaruit af te leiden kennis en inzicht in samenhang met zijn beleggingservaring en de betrokkenheid van een accountant bij de beleggingsbeslissingen kan niet worden gezegd dat het gestelde ontbreken van een voldoende waarschuwing een schending van de zorgplicht oplevert. Het hof is voorts van oordeel dat gelet op het doel van de portefeuilles, vermogensgroei, en het beoogde rendement, 8-10%, het verwijt dat minder had moeten worden belegd in aandelen en meer in vastrentende waarde evenmin doel treft. Voorts is van belang dat eisers richting Van Lanschot hadden aangegeven dat ze eerder een speculatiever beleid wilden. Het belang in de ICT- en de Telecomsector was gelet op de overeengekomen doelstelling, te weten het realiseren van vermogensgroei niet onevenredig hoog. Gelet op de overeengekomen lange termijn beleggingsdoelstelling ging Van Lanschot er daarnaast terecht van uit dat de gestelde verslechtering van de economie en de koersen in 2000 geen reden was om het afgesproken beleggingsbeleid drastisch om te gooien. Het hof bekrachtigt dan ook het bestreden vonnis.

Juridisch commentaar
Bij vermogensbeheer is het van zaak om helder de uitgangspunten te formuleren. In dit geval lag de nadruk op vermogensgroei en directe inkomsten met een doelrendement van 8-10%. Daarnaast werd afgesproken dat op het vermogen een lange termijn beleggingshorizon van toepassing was. Ook werd aangegeven dat ƒ 6,8 miljoen beschikbaar was voor beleggen.

Eisers geven nu in de procedure aan dat ze (deels) een pensioendoelstelling hadden. Bovendien hadden ze eigenlijk minder financiële middelen dan ze aan Van Lanschot hadden medegedeeld. Eisers menen dat Van Lanschot dit had kunnen achterhalen als ze meer informatie hadden opgevraagd. Gelet op de pensioendoelstelling had volgens eisers het beleggingsbeleid meer behoudend moeten zijn. Zo had niet voor 100% in aandelen mogen worden belegd. Bovendien had Van Lanschot minder in de ICT- en de Telecomsector moeten beleggen. Dit verweer wordt verworpen: eisers hadden zelf actief meer informatie moeten verstrekken aan Van Lanschot bij het formuleren van de uitgangspunten. Zelfs al was overeengekomen dat er deels sprake was van een pensioendoelstelling is het overigens de vraag of eisers in deze zaak wel gelijk hadden gekregen. De Hoge Raad heeft op 10 september 2010 namelijk aangegeven dat een asset allocation waarbij 100% tot 80% van het vermogen in aandelen wordt belegd, en dan nog voor een belangrijk deel in de ICT-sector, niet steeds in strijd is te achten met een behoudend beleggingsbeleid.

Delen