In de praktijk worden veel vragen gesteld over de wijze waarop een overeenkomst van opdracht kan eindigen. Met name blijkt onduidelijkheid te bestaan over de mogelijkheid van tussentijdse opzegging en de lengte van de opzegtermijn. In deze blog zullen de antwoorden op de meest voorkomende vragen worden gegeven.

Wat is een overeenkomst van opdracht eigenlijk?

De overeenkomst van opdracht wordt in artikel 7:400 BW als volgt omschreven: de overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten, die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken.

Dit is een zeer ruime definitie. Er wordt vooral beschreven wat geen opdracht is, alle overige werkzaamheden (buiten dienstverband) vallen onder het begrip opdracht. Bemiddeling door een makelaar, accountantsdiensten, IT-werkzaamheden door een ZZP-er, interim-management, het zijn allemaal voorbeelden van een overeenkomst van opdracht. De overeenkomst van opdracht komt in het maatschappelijk verkeer dus zeer veel voor.

Beëindiging van de overeenkomst van opdracht door een opdrachtgever

De hoofdregel staat in artikel 7:408 lid 1 BW: de opdrachtgever kan te allen tijde de overeenkomst opzeggen. De woorden “te allen tijde” moeten letterlijk worden genomen. De opdrachtgever kan er altijd vanaf, ook als een overeenkomst voor bepaalde tijd is gesloten. Een jaarcontract waarbij geen tussentijdse opzeggingsmogelijkheid is overeengekomen, kan door de opdrachtgever dus toch voortijdig worden beëindigd.

De opdrachtnemer die dit wil voorkomen zal in het contract expliciet moeten laten opnemen dat een tussentijdse opzegging uitgesloten is. Bij een professionele opdrachtgever mag namelijk van artikel 7:408 lid 1 BW worden afgeweken. Er zijn echter maar weinig opdrachtnemers die dit beseffen en bovendien blijkt het in de praktijk moeilijk om deze uitsluiting in het contract te krijgen.

Betekent dit dat de opdrachtnemer is overgeleverd aan de grillen van de opdrachtgever? Niet helemaal, gelukkig. Ten eerste zal de opdrachtgever ook bij de opzegging op grond van artikel 7:408 lid 1 BW een eventuele contractuele opzegtermijn  in acht moeten nemen. Indien geen opzegtermijn in geval van een tussentijdse beëindiging is overeengekomen, dan kan opzegging immers te allen tijde (=per direct) plaatsvinden.

Ten tweede schiet de rechter de opdrachtnemer somt te hulp, als geen opzegtermijn is opgenomen. De rechter kan namelijk op grond van de omstandigheden van het geval tot het oordeel komen dat partijen impliciet een minimumduur hebben beoogd, waarbinnen partijen niet zomaar kunnen opzeggen. Ook op grond van redelijkheid en billijkheid komt de rechter soms tot de conclusie dat de plotselinge, eenzijdige opzegging ondanks de toepasselijkheid van artikel 7:408 lid 1 BW, te nadelig is voor de opdrachtnemer. Wil een opdrachtnemer niet van de rechter afhankelijk zijn, dan zal hij bij het sluiten van de overeenkomst alert moeten zijn en artikel 7:408 lid 1 BW moeten uitsluiten.

Recht op loon of vergoeding bij tussentijdse beëindiging

Het feit dat de overeenkomst van opdracht in beginsel tussentijds altijd door de opdrachtgever kan worden beëindigd, wil niet zeggen dat de opdrachtnemer geen recht heeft op een eindafrekening. Indien het loon is gekoppeld aan de gewerkte uren, dan heeft de opdrachtnemer recht op loon tot de datum van beëindiging. Soms is het loon (gedeeltelijk) afhankelijk gesteld van het behalen van het eindresultaat. De opdrachtgever zou kunnen stellen dat de opdrachtnemer daar geen aanspraak meer op kan maken. Artikel 7:411 BW bepaalt echter dat de opdrachtnemer in een dergelijke situatie recht heeft om een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Vraag is natuurlijk wat dan redelijk is, daar zal mogelijk de rechter aan te pas moeten komen.

Beëindiging van de overeenkomst van opdracht door de opdrachtnemer

Omgekeerd ligt het heel anders: de professionele opdrachtnemer kan in beginsel alleen een overeenkomst voor onbepaalde tijd opzeggen. Een overeenkomst voor bepaalde tijd kan uitsluitend worden opgezegd op grond van ‘gewichtige redenen’. Dat zijn uitzonderingssituaties, zoals een verstoorde werkrelatie.

Het verschil tussen de vrijheid van de opdrachtgever en de gebondenheid van de opdrachtnemer werd door de wetgever destijds als volgt verklaard: van de opdrachtgever kan niet worden verwacht dat hij door moet met een opdrachtnemer, waar hij geen vertrouwen in heeft. Andersom mag hij wel verwachten dat een opdrachtnemer in beginsel de klus afmaakt. Het is de vraag of dit verschil in beëindigingsmogelijkheden tussen opdrachtgever en opdrachtnemer in de huidige tijd nog gerechtvaardigd is, met name als het gaat om een grote professionele opdrachtgever en een ZZP-er.

In de praktijk leidt dit meestal niet tot problemen, omdat in de meeste contracten voor bepaalde tijd is geregeld dat zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer tussentijds kunnen opzeggen met inachtneming een opzegtermijn van 1 of 2 maanden. In geval van een professionele opdrachtgever is artikel 7:408 BW geen dwingend recht, dus dat is toegestaan.

Delen